PRAKTIJK

PRAKTIJK VOOR GEBEDSGENEZING

Welkom bij de Praktijk voor gebedsgenezing. God is groter dan het grootste probleem. Voor Hem is alles mogelijk. God geneest, bevrijdt en herstelt ook vandaag !

PRAKTIJK

De stem van God horen

In het boek Samuel hoofdstuk 3 vers 6 staat dit: 
De Heer riep Samuël opnieuw, en Samuël stond op en ging naar Eli. ‘Ja, hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?’ ‘Nee, ik heb je niet geroepen, mijn jongen.
Ga maar weer liggen.’ 

Samuel hoorde de stem van God. Hij hoorde een natuurlijke hoorbare stem, want hij dacht dat het Eli was die hem riep. Ook in onze tijd spreekt God tot mensen met een menselijke hoorbare stem. Laat ik beginnen bij het begin: 

Voor de eerste keer hielden we in een zaaltje een healingsessie. Het was een goede avond geweest; de opkomst was goed en veel mensen werden die avond door Jezus genezen. Ondanks dat voelde ik mij bang en onzeker. Het spreken was mij erg slecht afgegaan omdat ik niet altijd goed uit mijn woorden kan komen en daardoor veel te lang van stof was geweest. Ik wist, dat hoe slecht of hoe goed ik het ook deed, dat God de mensen genas en niet ik. Maar het idee om de volgende maand weer een avond te moeten leiden, benauwde mij enorm. Het lag als een niet te dragen last op mijn schouders. Ik voelde mij schuldig tegenover God. Had ik dan geen vertrouwen in Hem? Toen bepaalde God mij bij een Exodus hoofdstuk 3 vers 4 tot 18. Ik wist niet wat er stond, dus zocht ik het op en las: 

De HEER riep: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes. De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden... Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.' Maar Mozes antwoordde: ‘Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goed spreker. Ik kan nooit de juiste woorden vinden.’ De HEER zei: ‘Wie heeft de mens een mond gegeven? ...Maar Mozes hield vol: ‘Neemt u mij niet kwalijk, Heer, stuur toch iemand anders, wie u maar wilt.’ ... De HEER: ‘Je hebt toch een broer, de Leviet Aäron! Ik weet dat hij welbespraakt is. Hij is al naar je onderweg en zal blij zijn je te zien. Vertel jij hem wat hij moet zeggen. Ik zal bij jullie zijn als je moet spreken en jullie ingeven wat je moet doen. Hij zal in jouw plaats het volk toespreken: hij zal jouw mond zijn, jij zult zijn god zijn. En neem je staf in de hand, want daarmee moet je de wonderen doen.

Het was voor mij zo herkenbaar. Ik bad: “Vader God, ik durf ook niet en ben ook bang en onzeker en kan ook niet goed spreken en ... Vader God, ik heb een broer naast mij nodig, een Aäron die voor mij spreekt, want ik kan zo niet verder."

Nog diezelfde week kwam ik een man tegen. Ik kende hem niet, maar ik wist heel zeker: “Dit is die Aäron die God mij gegeven heeft!" Toen hij mij vertelde wat hem was gebeurd kreeg ik gewoon kippenvel. Net als toen bij Samuel had God hem ook s' nachts wakker gemaakt. Het was alsof er een vinger in zijn rug werd geduwd. Toen hoorde hij een hoorbare stem die zei: ”Ga Tineke helpen.” Deze man heet geen Aäron, maar Maarten. Twee jaar lang is hij mijn spreekbuis geweest en heeft mij op weg geholpen.